Sven Kramer

In Heerenveen, de woonplaats van Sven Kramer, staat een schatkist vol medailles. De Friese schaatsvedette won liefst 46 keer goud, 6 keer zilver en 5 keer brons tijdens grote toernooien als WK’s en Olympische Spelen. En dan tellen we zijn wereldbekersuccessen niet eens mee.

Nee, als het op schaatsen aankomt kun je nauwelijks om Kramer heen. Al sinds zijn internationale debuut in 2004 rijgt hij de overwinningen aaneen – en is hij niet meer uit de harten van de Nederlandse schaatsfans te slaan.

Ondanks zijn indrukwekkende erelijst heeft Kramer een haat-liefdeverhouding met de Olympische Spelen. Tijdens zijn debuut in 2006 ging hij hard op zijn snufferd in de halve finale van de ploegenachtervolging. Weg kans op goud. Kramer vertrok uit Turijn met slechts brons en zilver.

Vier jaar later ging het niet veel beter. De toen 24-jarige Kramer pakte weliswaar goud op de vijf kilometer, maar op de tien ging het helemaal mis. Coach Gerard Kemkers stuurde zijn pupil op de kruising de verkeerde kant op. ‘De wissel’ die leidde tot diskwalificatie in plaats van de olympische titel is sindsdien berucht in de Nederlandse sportgeschiedenis.

Vancouver 2010 was een hard gelag voor een sporter die nauwelijks weet wat verliezen is. Toch moest Kramer ook in Sotsji accepteren dat iemand anders er met het goud vandoor ging op de 10.000 meter. Landgenoot Jorrit Bergsma stond op de hoogste trede van een volledig Nederlands podium, met Kramer op de tweede plaats en Bob de Jong als nummer drie.

Sportieve wraak heeft daarom lang op zich laten wachten. Maar Zuid-Korea nadert met rasse schreden, en Kramer heeft zijn schaatsstempel al op de olympische baan van PyeongChang 2018 gedrukt. Het baanrecord op de tien kilometer staat sinds februari 2017 op 12:38,89. Zo scherp dat de schaatsen bijna niet meer geslepen hoeven te worden.